Schriftelijke koopovereenkomst woning per WhatsApp?

Schriftelijke koopovereenkomst woning per WhatsApp?

Artikel 7:2 BW bepaalt, dat de koop van een woning die voor bewoning bestemd is en die wordt aangegaan door natuurlijke personen die niet handelen in de uitoefening van beroep of bedrijf, schriftelijk moet worden aangegaan. In een zaak die speelde voor de rechtbank in kort geding speelde de vraag of ook aan dat schriftelijkheidsvereiste is gedaan als partijen hun wederzijds instemming per WhatsApp bericht ( verder: WA) verzenden.

In deze zaak liet een particuliere verkoper per WA aan de koper weten in de stemmen met een schriftelijke overeenkomst terzake van de (ver) koop van een woning. Twee dagen daarna, liet de verkoper weten bij nader inzien toch maar niet in te stemmen en dus woning dus niet te zullen verkopen. De koper vorderde vervolgens nakoming van de ( naar zijn mening) per WA gesloten koopovereenkomst in kort geding.

De koper stelt zich in de procedure op het standpunt dat met het WA bericht is voldaan aan het schriftelijkheidsvereiste De verkoper stuurde per WA namelijk aan koper het bericht dat “Hallo (..) hebben jullie de overeenkomst gelezen en getekend? Of hebben jullie nog vragen? Groet, (..)” De verkoper stuurde daarop per WA terug: “Haha ongeduldige. Hij is gelezen en prima volgens wat we hebben besproken opgetekend. Morgen heb jij hem in bezit met onze handtekening.”

De advocaat van koper stelt in de procedure, dat het WA bericht van de verkoper de schriftelijke ondertekening van de koopovereenkomst door de verkopers heeft vervangen en dat dus door het zenden van dat WA bericht een perfecte koopovereenkomst tot stand was gekomen. Op die grond vorderde de advocaat van de koper nakoming van de overeenkomst.
De Voorzieningenrechter stelde zich op een ander standpunt, namelijk dat een schriftelijke koopovereenkomst als bedoeld in de wet een onderhandse akte is, waarvoor op grond van artikel 156 lid 1 RV het vormvoorschrift van ondertekening geldt. De rechter stelt zich op het standpunt dat het WA bericht aldus geen deel uitmaakt van het door eisers ondertekende concept voor de koopovereenkomst en vormt het WA bericht ook geen elektronische ondertekening door de verkoper. Het WA bericht vormde volgens de rechter hooguit een toezegging van de beoogd verkoper dat hij het concept van de koopovereenkomst zou ondertekenen.
Nu de koopovereenkomst niet door de gedaagden als verkopende partij was ondertekend, was volgens de rechter niet aan het schriftelijkheidsvereiste van 7:2 BW voldaan. De verkopers konden zich daarom op het standpunt stellen dat niet aan het schriftelijkheidsvereiste was voldaan en dat geen overeenkomst tot stand was gekomen.
Overigens geldt op grond van het standpunt van de rechter ook, dat uit de schriftelijke conceptovereenkomst, evenmin verplichtingen kunnen voortvloeien, nu deze niet door partijen is ondertekend.

Een hele andere vraag is overigens, of een partij ook kan worden gedwongen om mee te werken aan het opstellen van een overeenkomst, als de onderhandelingen al in een dermate verregaand stadium waren, dat afbreken van de onderhandelingen niet meer of niet zonder schadevergoeding mogelijk was. Dat deed zich in deze zaak niet voor.

 

Heeft u een vraag over dit onderwerp of bent u bent benieuwd wat wij voor u kunnen betekenen? Neem dan geheel vrijblijvend contact op met een van onze advocaten via het telefoonnummer 024 – 360 66 20 of via het e-mailadres: info@nomeadvocaten.nl.